‘Ooit verkoos ik de school voor journalistiek in Utrecht boven die in Tilburg. In Utrecht hadden de wc’s namelijk gedichten op de tegelmuur. Witte tegels met blauwe woorden, daartussen was ik thuis. Mijn conclusie: als iemand de intimiteit van een wc op deze wijze betekenis durft te geven, dan móet het wel een goede opleiding zijn. Ik realiseerde me niet dat ik zelf liever voor een wc schrijf dan in een krant of tijdschrift. Nu schrijf ik raamgedichten, voortkomend uit interviews met mensen. Ik streef ernaar om met woorden iets op te roepen dat je van binnen in beweging krijgt. Ik puzzel met klank, ritme, woordenfantasie en dat wat er juist niet staat. Ik hou van de mogelijkheid om in verhalen te verdwijnen. Ik ontmoette veel mensen voor onder andere mijn werk bij Regenboog Groep en leerde dat gelijkwaardigheid voor veel mensen niet zo vanzelfsprekend is als ik het vind. En dat schoonheid vaak ontstaat door contrast.’